Hij heeft de pik op mij.
Hij mag mij niet.
Hij heeft de pot verteerd.
Hij heeft zijn geld opgemaakt.
Hij heeft de pret alleen.
Hij bederft het plezier van anderen.
Hij heeft de prins gesproken.
Hij heeft teveel gedronken.
Hij heeft de pruik scheef op.
Hij is in een slechte bui.
Hij heeft de rest.
Hij heeft teveel gedronken.
Hij heeft de room van de melk genomen.
Hij heeft de meeste winst gekregen.
Hij heeft de schaamschoenen uitgetrokken.
Hij schaamt zich nergens meer voor.
Hij heeft de schaamte de kop afgebeten.
Hij schaamt zich nergens meer voor.
Hij heeft de teugels laten glippen.
Hij heeft de leiding aan een ander gegeven.
Hij heeft de varkens geschoren.
Hij is er bekaaid van afgekomen.
Hij heeft de vellen gehad.
Hij heeft de straf achter de rug.
Hij heeft de verstandskies nog niet.
Hij is nog te jong om goed te kunnen oordelen.
Hij heeft de voet in de stijgbeugel.
Hij heeft de grootste problemen gehad en kan nu gaan beginnen.
Hij heeft de vogel over het touw laten gaan.
Hij heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid.
Hij heeft de vracht beet.
Hij heeft een buitenkans gekregen.
Hij heeft de vuurproef doorstaan.
Hij heeft de moeilijke test goed gedaan.
Hij heeft de waarde genoten.
Hij heeft goed van het leven genoten.
Hij heeft de wapenrok aangetrokken.
Hij is militair geworden.
Hij heeft de wapens neergelegd.
Hij is gestopt met de strijd.
Hij heeft de wereld in een doosje.
Hij is gelukkig.
Hij heeft de wijsheid in pacht.
Hij is de enige die het weet.
Hij heeft de wind eronder.
Hij is duidelijk de baas.
Hij heeft de wind in de zeilen.
Het gaat hem voorspoedig.
Hij heeft de zeef gekregen.
Hij is afgewezen door een meisje.
Hij heeft de zegen gekregen.
Hij mag het doen op zijn manier.
Hij heeft een aardig stuivertje.
Hij heeft een aardig kapitaaltje.
Hij heeft een beestje na een feestje.
Hij heeft last van een kater.
Hij heeft een bek als een hooischuur.
Hij is heel brutaal.
Hij heeft een beurs met vlooien.
Hij is niet rustig.