Dit is geen gedicht, maar wel mijn eerste kortverhaal. Het is de eerste keer dat ik proza echt probeer, dus wees gentle met de commentaren. ;) Maar, commentaar is uiteraard meer dan welkom, een mens kan er alleen maar van leren. :)
Het was m'n moeder die me vond.
Het was m'n moeder die me vond.
Op één januari in comateuze toestand in de inkomhal. Het nieuwe jaar was met veel drank ingeluid, mijn bed had ik niet meer gehaald.
Ik werd net een beetje wakker toen ik de sleutel in het slot hoorde kraken en mijn moeder met een zucht binnenstapte.
'Jan, sta eens op.' Er klonk diepe teleurstelling in moeders stem en ze schopte me zachtjes in de ribben.
'Vooruit jongen, je maakt je belachelijk.' Ze sliste de woorden venijnig door haar tanden en schopte wat harder terwijl ze langs me liep. Gelukkig lag er geen plas braaksel, ze had me er met de neus ingeduwd. Terwijl ik krampachtig rechtstrompelde mompelde ik een verontschuldiging. Ik kwam te snel recht en een hevige pijnscheut flitste achter mijn ogen, ik hield ze dan maar wijselijk dicht.
'Dat je nieuwjaar viert begrijp ik, maar overdrijf je nu niet een beetje? Je moest eens zien hoe je er uit ziet!' Streng trok m'n moeder me recht bij de arm en sleurde me de woonkamer in.
'Ik heb toch maar gewoon een feestje gebouwd, ma? Dat doet toch iedereen met oud op nieuw?'
'Ik vind het niet gewoon dat er om drie uur 's nachts naar me getelefoneerd wordt met de vraag of ik wist waar je was!'
'Ma, nu niet overdrijven, hé.' Ik probeerde de zaak wat te kalmeren, maar ze hoorde me niet eens. Ik stak dan maar een sigaret op terwijl ik naar haar luisterde. Wat was ze kwaad, en waarom? Ik kan toch best voor mezelf zorgen? Wat maken die paar pintjes ook uit? Ik inhaleerde een paar keer diep en liet de rook met een diepe zucht los, iets dat mijn moeder enkel kwader maakte.
'Je moet niet zo zuchten!' beet ze me toe. 'Wist je dat ze een ambulance voor je gebeld hebben, maar dat je al weer weg was toen die aankwam? Niemand kon je nog vinden! Ik wilde godverdomme nog de politie bellen, maar...' Ze kapte haar zin af en slikte haar woede en verdriet weg. Een traan blonk in haar rechterooghoek. Ze keek nog snel de andere kant op, maar ik had het al gezien.
'Ik herinner me er niets meer van, ma.' Ik keek haar verontschuldigend aan, maar kreeg een misnoegde blik terug.
'Nee, natuurlijk niet.' Het klonk als een verwijt, het voelde zo en ik ben er zeker van dat het dat ook was.
'Maar ik ben toch thuisgekomen? Ik lig niet ergens in de goot te stikken in mijn eigen braaksel, toch?' Ze mompelde wat, maar verzachtte wel haar houding. Diep vanbinnen wist ze dat ik ook gelijk had en dat ze best op me kon vertrouwen. Ik mag dan een losbol zijn, volledig onverantwoordelijk ben ik niet. Nog niet.
Eventjes zaten we in stilte naast elkaar naar een koud, donker televisiescherm te staren. Onze ogen kruisten elkaar in de spiegeling van het glas. Ze spraken boekdelen. Ze maakte zich zorgen om me, zoals elke goede moeder doet. Ik wist alleen niet of ik me wel voldoende zorgen maakte over mezelf.
Ze stond met een zucht recht, liep naar de keuken en rommelde wat. Ze opende het medicijnenkastje, nam een pijnstiller en deed daarna de koelkast open. Die was leeg, wat zorgde voor een bedenkelijke blik in mijn richting. De deur sloeg terug dicht ging en mijn moeder kwam de woonkamer weer binnen.
'Hier, neem dit in en ga slapen. Ik kom morgen nog wel even langs met wat restjes van gisteren. Je koelkast is helemaal leeg heb ik gezien.' Ik knikte, slikte de pil snel door en volgde mijn moeder richting de deur. Ze keek me aan met waterige ogen. Haar lip trilde nog steeds en ze wrong met haar handen. Ik legde mijn armen om haar heen en probeerde haar gerust te stellen.
'Bedankt om langs te komen, ma. En nog een gelukkig nieuwjaar.' Ik glimlachte flauwtjes en voelde nog steeds de duidelijke symptomen van een stevige kater. Moeder knikte en stapte schuifelend naar buiten, ze was niet zeker of ze me wel alleen zou laten.
'Tot morgen, ma.'
'Tot morgen, jongen.' Haar stem klonk of ze wilde zeggen dat alles wel weer goed komt. En toch weet je soms aan het einde van een gesprek dat de toekomst anders zal uitdraaien.
Het kwam niet goed.
Het was m'n moeder die me vond.